Ingezonden stuk Jan Bouwmeester : 's-Heerenbroek kampioen !
's-Heerenbroek kampioen !
Omdat de wedstrijd, enkele weken terug, pas om 17.00 uur begon, had ik het plan opgevat om naar Be Quick te gaan om naar CSV-’s Heerenbroek te kijken en alhoewel een druilerige doorzeurende regen zijn best deed om er een wat depressieve middag van te maken, vond ik een plekje op de tribune pal voor de ’s Heerenbroeker jeugd en hun optimistische en enthousiaste strijdliederen deden mijn humeur goed.
Omdat het op neutrale grond werd gespeeld kreeg de wedstrijd een sfeer van een beslissingswedstrijd en zo voelde het ook aan; de spanning hield de ploegen in een soort houtgreep al vond ik de focus en de overtuiging van ’s Heerenbroek die van de winnende ploeg en dat werd uiteindelijk bewaarheid. Vanaf toen twijfelde ik niet meer aan het kampioenschap. Die middag nam ik me voor om die laatste wedstrijd, die tegen Wilsum ook te gaan zien. Dit is serieus, zo dacht ik.
Ik ben al weer meer dan 40 jaar niet meer van het dorp, heb een leven en een voetballeven elders opgebouwd, maar na de doe-een-wens-wedstrijd voor mijn broer Ben keek ik opeens weer anders naar het oude dorp; de warme en tegelijk zonder valse opsmuk benadering van het elftal en van de even langskomende mede-sHeerenbroekers op die middag hebben een behoorlijke indruk op mij gemaakt. Het dorp kwam op mij warmer en opener over dan het dorp van vroeger of zijn mijn herinneringen zo door mezelf ingekleurd ?
Vandaag ging het er dus om, was het weer mooi weer en Wilsum de tegenstander, Wilsum nota bene, toch een soort broederclub van dezelfde kant van de IJssel, niet perse een tegenstander die vijand-gevoelens oproept, terwijl dergelijke gevoelens toch prima benzine kunnen zijn voor een beslissende tweekamp. Ik sprak voor de wedstrijd zo’n oer Wilsummer; “We gaan winnen”, zei hij “maar een gelijkspel is ook goed, daar hebben we allebei wat aan”.
Kampioenswedstrijden zijn zelden mooi en deze was er geen uitzondering op. Ik heb te weinig wedstrijden van beider clubs gezien om er een kundig oordeel over te geven, maar ik verbeelde me dat er sprake was van collectieve kampioenskramp in de ’s Heerenbroeker kuiten, terwijl Wilsum vocht met de moed der wanhoop, waardoor er toch een evenwichtige wedstrijd ontstond met misschien wel de beste kansen voor Wilsum. Dat de wedstrijd eindigde in 1-1 vermoed een herenakkoord onder IJsseloever bewoners, maar zo was het totaal niet, alhoewel de blijkbaar bij een derby horende opstootjes en (bijna) vechtpartijtjes gelukkig in z’n geheel ontbraken. Ik kon het onder de wedstrijd niet laten om af en toe naar boven te kijken, waar onschuldig witte wolken vredig voorbijdreven langs een vriendelijk blauwe lucht; hopelijk krijgt Ben er toch iets van mee.
Ook onder de wedstrijd sprak ik een oud ploeggenoot waarmee ik in een grijs verleden de groen witte kleuren van ’s Heerenbroek verdedigde. Even verdween ik in gedachten weer in die tijd; andere tijden, ander voetbal in een ander dorp nog, ik dacht aan al die onverantwoorde slidings, aan de putjes in de schenen opgelopen zonder scheenbeschermers en zonder gele kaarten, aan de kameraadschap, aan de oeverloze sessies rondom de met glas gevulde kantinetafels, aan Freddy Beyer, die me liet nadenken over voetbal, aan zompige trainingspartijtjes tot aan de enkels in de pruttige modder, aan eindeloze door zon beschenen voetbalmiddagen als deze vol van onzinnig en onbetekenend lijkend, maar tegelijk diep doordringend geluk.
Ik genoot van de ontlading na het eindsignaal en nadat mijn vrouw en ik het plezier en het geluk van de kampioenen hadden opgezogen, fietsten we terug over de dijk. Op de Zwolseweg zagen we de open wagen met de kampioenen; “We gaan Europa in”, zongen ze (ware euforie kent blijkbaar geen grenzen), ze sloegen af de Schoolsteeg in en we ontmoetten elkaar bij Bastiaan. De kampioenswagen toeterde, de kampioenen zwaaiden zoals kampioenen zwaaien naar alles en iedereen en wij zwaaiden terug.
We fietsten met de wind in de rug door en ik keek over de uiterwaarden, waar we als kinderen vaak rondbanjerden, naar de IJssel, die nietsvermoedend zijn eigen gang ging en zich niets aantrekt van de stand in de 4e klasse E. En ik bedacht me met een zekere tevredenheid; ik kan dan al wel meer dan 40 jaar uit het dorp weg zijn, het dorp zal wel nooit meer weg gaan uit mij.
Jan Bouwmeester